donderdag 12 februari 2009

Nog meer voeding en snelheid

Ik merk dat er op dit weblog gezocht wordt naar informatie over snelheid en voeding voor draai bewerkingen. En ik zou ze geven als ik het wist, maar zo simpel is het helaas niet.

De optimale waarden van snelheid, snedediepte en aanzet zijn van te veel variabelen afhankelijk om zomaar een tabelletje te geven. Ik noem er en paar, met hun invloed.

Het materiaal: logisch
Ieder materiaal heeft zijn eigen eigenschappen, waaronder sterkte, hardheid, specifieke snijkracht en elasticiteit.

De stabiliteit van het product:
Dit is een samenstelling van materiaal, diameter, uitsteeklengte, vorm en opspanning.

De machine:
Voor grof verspanen is het helemaal de vraag of de machine de voor het gereedschap optimale krachten op kan brengen. De begrenzing kan op snelheid, koppel op de hoofdspil, de spankracht en de aandrukkrachten van de beitelsleden liggen. En bij een langdraaier is alles weer heel anders dan bij een kortdraaier.

Het gereedschap:
Dit is de meest bepalende factor. Want de specifieke snijkracht van het materiaal wordt mede door de vorm van de snijkant bepaald (en zal dus wijzigen als het gereedschap verslijt). De vorm van de snijkant bepaalt ook mede dwarskrachten, en zo het ontstaan van trillingen tijdens het draaien.
Dus de beste bron voor snijsnelheid informatie is de catalogus van de gereedschap leverancier. Bij kleinere (zwakkere) machines is de informatie van de machine fabrikant maatgevend.
Maar ja, die houden een slag om de arm, want er zijn, zoals opgemerkt veel meer variabelen dan alleen maar het type materiaal en de wisselplaat. Dus is het normaal dat ze uiterste waarden opgeven die een factor 3 uit elkaar liggen (bijvoorbeeld 70 tot 220 meter/minuut).

Wat moet je dan aanhouden:
Bij veel spaanafname (voordraaien) :
lage snijsnelheid , veel voeding, grote snedediepte, beitel met grote neusradius

Bij weinig spaanafname (nadraaien) :
hoge snelheid, lage voeding, scherpe beitel
Dat is helemaal tegen de theorie boekjes in, die adviseren voor glad nadraaien een beitel met een grote neusradius. En de verklaring daarbij klinkt heel logisch, maar in het echte leven blijkt de dwarskracht die de ronde beitelpunt veroorzaakt vaak meer trilling te veroorzaken dan ze draainerf voorkomt.

Als er vragen zijn wil ik me een volgende keer wel aan een tabel met ‘begin’ waarden wagen, maar die liggen misschien zo ver uit elkaar dat de tabel waardeloos is. Draaien, of dat nu conventioneel of CNC is, en enkelstuks of serie draaiwerk. Of er gedraaid wordt op een instrumentmakers bankje, een hobby draaibank of bij het draaien op een automaat. Al dat draaien is vakwerk, en de ervaring en het fingerspitzen gefuhl van de draaier zijn uiteindelijk bepalend voor het resultaat.

Geen opmerkingen: